‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.’
Intelligentie
Op de gausscurve hiernaast is te zien dat het intelligentie quotiënt van de bevolking gemiddeld 100 is, met een rangen van 85-115. We spreken van zeer intelligent/hoogbegaafd bij een IQ van >130. Dit betreft slechts 2,3% van de bevolking. Hoogbegaafdheid is meer dan een uitzonderlijke intelligentie alleen. Er bestaat, net zoals van intelligentie, geen eenduidige definitie van hoogbegaafdheid. Door de jaren heen zijn er verschillende definities en modellen ontstaan die proberen hoogbegaafdheid te omvatten.
Hieronder laat ik de nieuwste én de meest voorkomende modellen zien.
Delphimodel hoogbegaafdheid
Een jaar lang hebben twintig experts op het gebied van hoogbegaafdheid volgens de Delphimethode onderzoek gedaan naar wat hoogbegaafdheid is. Resultaat: Het Delphimodel! Het model kan gebruikt worden voor zowel didactische als diagnostische doeleinden en leent zich , naast de coaching voor volwassenen, ook goed voor de coaching van middelbare scholieren en studenten. Het Delphimodel onderscheidt zich van andere modellen doordat deze praktisch toepasbaar is op alle deelgebieden (relatie, school en werk) van iemands leven. Het Delphimodel gaat uit van de innerlijke beleving van de hoogbegaafde. Met dit model leert de hoogbegaafde zichzelf te begrijpen en tegelijkertijd worden de valkuilen en de mogelijke scheefgroei aangewezen. Bron.
Het Zijnsluik (Dr. Tessa Kieboom)
Volgens Kieboom bestaat hoogbegaafdheid uit twee luiken: Het cognitieve luik (denken) en het zijnsluik (voelen). Volgens Tessa Kieboom heeft het zijnsluik de meeste impact op het leven van een hoogbegaafde:
- Perfectionisme: Door hoogbegaafden wordt de lat vaak ontzettend hoog gelegd. Wanneer zij dan niet aan hun eigen hoge maatstaven kunnen voldoen kan zich dit uiten in faalangst en/of vluchtgedrag.
- Rechtvaardigheidsgevoel: Hoogbegaafden hebben vaak een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Afspraak = afspraak, een idealistisch wereldbeeld en er wordt vaak veel woede en/of verdriet gevoeld bij onrecht. Mede door deze rigide gedachte patronen ontstaan nog wel eens misdiagnoses.
- Hoogsensitiviteit: Scherper afgestelde zintuigen zoals waarnemingsvermogen en doen zij meer indrukken op dan leeftijdsgenoten. Hierdoor ervaren zij de wereld intenser; ze genieten intenser, hun verdriet en angst voelt intenser en uiten zij hun emoties intenser.
- Kritisch zijn: Een hoogbegaafde neemt niet zomaar alles aan en kan pijnlijk eerlijk zijn. Een hoogbegaafde is kritisch naar zichzelf en naar de omgeving, wat weer kan resulteren in discussies, die natuurlijk niet in iedere situatie gewenst zijn.
Multifactorenmodel Heller
Dit model (1992; 200) van de Duitse professor Heller combineert het gedachtegoed van Howard Gardner met het model van Renzulli/Mönks. Gardner onderscheidt 8 vormen van itelligentie die zich uiten op 8 prstatiegebieden:
- Taalkundige intelligentie
- Logisch mathematische intelligentie
- Ruimtelijke intelligentie
- Muzikale intelligentie
- Lichamelijke intelligentie
- Interpersoonlijke intelligientie
- Intrapersoonlijke intelligentie
- Naturalistische intelligentie
- Motivatie
- Stressgevoeligheid
- Werk- en leerstrategieën
- Regulatievaardigheden
- Zelfvertrouwen/faalangst
En door omgevingsfactoren:
- Gezinssituatie
- Schoolklimaat
- Ingrijpende levenservaring
Meerfactoren-model Renzulli/Mönks
Het meerfactoren-model van Rezulli/Mönks (1993) is een uitbereiding op het drieringenmodel van Renzulli (1975). Renzulli meende dat hoogbegaafdheid niet enkel bestaat uit een hoog IQ, motivatie en creativiteit zijn even belangrijk. De Nijmeegse hoogleraar Franz Mönks voegde hier de omgevingsfactoren gezin, school en vrienden aan toe die terug te zien zijn als driehoek om de het triadisch model van Renzulli. Om tot buitengewone prestaties komen, zijn de steun van familie, vrienden en school onmisbaar.
Volgens dit model is een hoogbegaafd persoon niet alleen hoogintelligent persoon, alle (omgevings)factoren moeten meewerken om de potenties om te zetten tot hoogbegaafde prestaties.
Model van Gagné
Gagné onderscheidt in dit model (2010), de volgende5 domeinen van begaafdheid die genetisch zijn bepaald en zich ontwikkelen bij kans of per toeval:
- Intellectuele begaafdheid
- Creatieve begaafdheid
- Socioaffectieve begaafdheid
- Sensomotorische begaafdheid
- Fysieke begaafdheid
Volgens Gagné kan een gave worden omgezet in talent afhankelijk van interpersoonlijke katalysatoren als motivatie en persoonlijkheid én door omgevingsgebonden katalysatoren zoals personen, plaatsen, gebeurtenissen, interventies en kansen.
Overprikkelbaarheden (overexcitabilities) van Dabrowski
Er zijn 5 overprikkelbaarheden beschreven door de Poolse psychiater, psycholoog en arts Kazimierz Dąbrowski. Hoogbegaafden hebben vaak een of meerdere van deze overprikkelbaarheden. Dit maakt dat een hoogbegaafde veel gevoeliger is in vergelijking met de mensen om hem of haar heen. Deze overprikkelbaarheden kunnen uitdagingen vormen voor de persoon zelf en zijn/haar omgeving en tegelijkertijd kunnen ze een verrijking zijn.
Psychomotorische overprikkelbaarheid
Overvloed aan energie: Spraakwaterval, heel beweeglijk, intensieve fysieke activiteit (bijv. spellen en sporten waarmee snelheid gemoeid is), actiebereidheid (bijv. organisatie), zeer competitief.
Psychomotorische expressie van emotionele spanning: Continue praten en kletsen, impulsieve acties, zenuwtrekjes (tics, nagelbijten), workaholics, aanstellerij.
Zintuiglijke overprikkelbaarheid
Verhoogd zintuiglijk en esthetisch plezier: Zien , ruiken, proeven, aanraken, horen, plezier beleven aan prachtige objecten, geluid van woorden, muziek, vormen, kleuren, symmetrie.
Zintuigelijke expressie van emotionele spanning: Te veel eten, aanvallen van koopwoede, behoefte om de aandacht op te eisen.
Verbeeldende overprikkelbaarheid
Verbeelding heeft vrij spel: Maakt veel gebruik van metaforen en vergelijkingen, aanlag voor uitvindingen en fantasie, aanlag voor gedetailleerde visualisatie, poëtische en dramatische perceptie, animistisch en magisch denken.
Vermogen om in een fantasiewereld te leven: Voorkeur voor magie en sprookjes, bedenkt privé-werelden, denkbeeldige vrienden, dramatiseert.
Spontane beeldspraak als expressie van emotionele spanning: Animistische beelden, mengen van feit en fictie, gedetailleerde dromen, illusies.
Slechte tolerantie van verveling: Behoefte aan variatie en nieuwe dingen.
Emotionele overprikkelbaarheid
Versterkte gevoelens en emoties: Positieve gevoelens, negatieve gevoelens, extreme emoties, complexe emoties en gevoelens, vermogen zich met de gevoelens van anderen te identificeren, bewust van een palet aan emoties.
Sterke somatische expressie: Buikpijn, paniekaanvallen, blozen, stressvlekken, hartkloppingen, zweterige handpalmen.
Sterke affectieve expressie: Inhibitie, enthousiast, extatisch, euforie, trots, sterk emotioneel geheugen, schaamte, gevoelens van onwerkelijkheid, angsten en fobieën, schuldgevoel, piekert over de dood, depressieve en suïcidale buien.
Vermogen om sterke verbintenissen, serieuze relaties, aan te gaan: Sterke emotionele binding en relaties met mensen, levende wezens, plaatsen, dieren, vindt het moeilijk om zich aan nieuwe omgevingen aan te passen, compassie, empathie met anderen, invoelendheid in relaties, eenzaamheid.
Goed gedifferentieerde gevoelens jegens jezelf: Innerlijke dialoog en zelfreflectie.
Intellectuele overprikkelbaarheid
Intensieve cognitieve arbeid: Nieuwsgierigheid, concentratie, vermogen om gedurende langere tijd intellectuele arbeid te leveren, , veellezer, goed observatievermogen, goed visueel geheugen, gedetailleerde planning.
Hang naar diepgravende vragen en oplossen van problemen: Zoeken naar waarheid en begrip, vormen van nieuwe concepten, vasthoudendheid in oplossen van problemen.
Reflectief denken: Nadenken over nadenken, voorliefde voor theorie en analyse, houdt zich bezig met logica, moreel besef, introspectie (zonder zichzelf te veroordelen), conceptuele en intuïtieve integratie, onafhankelijk denken (soms heel kritisch).
Bron: Piechowski, 1999